Welzijn gaat over gezondheid en functioneren, natuurlijk gedrag en gevoel. Het gaat om kwaliteit van leven zoals dat door een individu ervaren wordt.
Een individu verkeert in een staat van welzijn wanneer het in staat is zich actief aan zijn levensomstandigheden aan te passen en daarmee een toestand kan bereiken die het als positief ervaart.
Wanneer je het welzijn van een dier wilt waarborgen of verbeteren, dan moet je je eerst verdiepen in de behoeftes van de diersoort en vervolgens zoom je in op de behoeftes van het individu. Wat heeft het dier nodig om goed te kunnen functioneren; wat is de achtergrond van het dier? Hoe is de fysieke gesteldheid, de mentale gesteldheid en welke ervaringen heeft het dier tot nu toe gehad die van invloed zouden kunnen zijn op de huidige welzijnsbehoeftes? In die individuele benadering zoek ik samen met het gezin en/of de geleider naar een sleutel richting verbetering of verandering.
Welzijn is een breed begrip; als we dit vertalen naar dierenwelzijn en nog specifieker naar hondenwelzijn dan betreft het de drie volgende onderdelen:
Dierenwelzijn is niet nieuw: in 1965 legde de commissie Brambell de basis voor het hanteerbaar maken van dierenwelzijn in de vorm van de zgn. vijf vrijheden. Daarna heeft de Britse Farm Animal Welfare Counsil (FAWC) ze opgepakt en uitgewerkt (FAWC 1993):
In het welzijnsonderzoek en welzijnsbeleid heeft in eerste instantie voornamelijk de nadruk gelegen op de eerste vier vrijheden (niet schaden), terwijl er nu steeds meer aandacht komt voor de vijfde vrijheid (weldoen), de vrijheid om natuurlijk gedrag te vertonen.
In mijn praktijk werk ik op een holistische manier aan een zo fijn mogelijk 'hondenleven'. Ik baseer mij daarbij op deze vijf vrijheden. Ik kijk naar het geheel in plaats van naar verschillende onderdelen en betrek de hond en de eigenaar als geheel bij het in gang zetten van verandering en het creëren van een optimale balans.